Putter
Herkenning
Opvallend kleed met een rood gezicht en een verder zwart met witte kop. Spits-driehoekige snavel (zaden- en insecteneter). De vleugels zijn zwart met een brede gele vleugelstreep, die in vlucht duidelijk opvalt. De stuit is wit en de staart is zwart met witte vlekken. De staart is, typisch voor vinkachtigen, ondiep gevorkt. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen licht tot wit.
Leefgebied
Putters leven vooral op het halfopen platteland, bij boerderijen, in dorpen, ook in buitenwijken van steden. Daar waar laanboompjes, boomgaarden en houtwallen zijn, voelen ze zich thuis, net als in tuinen met wat meer structuur. Komt in de bergen tot op een hoogte van 2.000 meter voor. Putters houden van drogere, schrale plekken. Spoortaluds, overhoekjes van industrieterreinen en andere plekken met een droge ruige plantengroei zijn plekken waar putters te vinden zijn. De vogels zoeken op dit soort plekken graag naar plantenzaden.
Voedsel
Putters eten voornamelijk rijpe en onrijpe zaden van planten als distels, teunisbloemen, zonnebloemen en paardenbloemen. In de winter ook veel zaad van els en lariks. Eet daarnaast ook insecten en bezoekt af en toe voedertafels. Jonge putters krijgen vooral insecten van hun ouders, omdat deze de voor de groei noodzakelijke eiwitten bevatten.
Bron: www.vogelbescherming.nl
Maak jouw eigen website met JouwWeb